Baron Mackay heeft zelf voor de vereniging de naam De Sphinx gekozen. Het was namelijk voor hem een raadsel of een club met de nagestreefde sociale mix succes zou hebben. Door het in verband brengen van dit raadsel met de Vereeniging De Sphinx, verwees Mackay duidelijk naar de sphinx, die de toegang tot de Griekse stad Thebe bewaakte. Dat dier vroeg namelijk reizigers raadsels op te lossen. Alleen als ze die opgelost hadden, mochten ze de stad Thebe betreden. Niemand kon ze echter oplossen. De ongelukkigen werden dan onverbiddelijk door de Sphinx gedood. Oedipus was tenslotte de enige die het antwoord op de raadsels kon geven.
Daarom is de Vereeniging De Sphinx gerelateerd aan de Sphinx van Thebe, en niet aan die bij de Egyptische piramiden. De Sphinx van Thebe had het lichaam van een leeuw, de borsten en het hoofd van een vrouw, en de vleugels van een adelaar. Maar de Sphinx die sinds 12 januari 1918 op alle convocaties wordt afgebeeld is een Egyptische mannelijke Sphinx, met het hoofd van een koning. Voor de leden van een typische mannenclub was het in 1918 zeker ongepast om een vrouwelijke sphinx als logo te voeren.
Op 7 januari 1868 werd de contributie vastgesteld op fl. 2,50, en 13 januari 1870 werd die verlaagd tot één gulden. De contributie bleef lange tijd rond deze bedragen schommelen. Pas tijdens de laatste twee decennia van de vorige eeuw begon een geleidelijke stijging.
De service in Hotel Groot Keizershof voldeed al spoedig niet meer aan de verwachtingen, en men vertrok naar een andere locatie. Echter toch niet tot ieders tevredenheid. Er werd daarom met Hotel Groot Keizershof gesproken. De kosten voor de bijeenkomsten in twee kamers en suite werden nu vastgesteld op fl. 10,00 per avond, inclusief vuur en licht. Voor thee en koffie werd 15 cent per kop betaald, punch of rumgrog 25 cent per glas, cognacgrog 30 cent per glas, Beiers bier 20 cent per halve fles, en andere verversingen waren beschikbaar tegen redelijke prijzen.
Maar na een aantal jaren waren de leden toch weer niet zo tevreden over Hotel Groot Keizershof. Daarom kwam men nu bijeen op andere plaatsen, onder meer Hotel De Twee Steden, gelegen aan de huidige Hofweg, waar nu Dudok is gevestigd, Hotel Du Commerce in de Spuistraat, het Zuid-Hollands Koffiehuis aan de Groenmarkt, Café Restaurant Hollandais eveneens aan de Groenmarkt, en Café Riche aan het Buitenhof. Sinds 1893 wordt ieder jaar een zomerexcursie georganiseerd onder de naam Zomersphinx.
Tussen de twee wereldoorlogen ging het goed met De Sphinx. Het ledenaantal was immers nog steeds stijgende. Donkere wolken pakten zich echter samen, want op 10 mei breekt de Tweede Wereldoorlog uit. Op 23 mei 1941 werd in de Grote Zaal van Pulchri Studio aan het Lange Voorhout het 75-jarig bestaan van de vereniging gevierd. Het kon geen groots opgezet feest worden, aangezien de zaal om 23.00 op bevel van de Duitse bezetter ontruimd moest zijn. Ook had men rekening te houden met de laatste tram- en busritten om 22.30.
Dit zou de laatste bijeenkomst zijn in de oorlogsjaren. Want De Sphinx werd op 11 juli 1941 door de bezetter opgeheven. Na de oorlog was er op donderdag 15 november 1945 weer een bijeenkomst, nu in de Louis XV zaal van Pulchri Studio, onder leiding van de voorzitter, Luitenant-Generaal Schuurman. In juli 1941 bij het opheffen van de vereniging waren er 280 leden. Sinds die datum waren echter 60 leden overleden, 16 hadden bedankt wegens vertrek naar een ander deel van het land of wegens ziekte, en van 13 leden was het adres onbekend. In 1945 stonden dus 191 leden ingeschreven.”Maar”, zo zei de voorzitter, “wij zullen weder opbouwen”.
Sinds 23 oktober 1925 werden de bijeenkomsten gehouden in achtereenvolgens het Koninklijk Instituut van Ingenieurs aan de Prinsessegracht 23, Pulchri Studio aan het Lange Voorhout, Hotel Ambassador aan de Sophialaan, en opnieuw het Koninklijk Instituut van Ingenieurs. Vanaf 17 oktober 1974 komt De Sphinx op het Plein bijeen in de Nieuwe of Littéraire Sociëteit De Witte. Dit is eigenlijk niet zo verwonderlijk, want Baron Mackay was een vooraanstaand lid van De Witte.
Het vrouwenlidmaatschap stond voor het eerst in 1907 op de agenda. De enige voorstander moest toen het onderspit delven, want het toelaten van vrouwen werd minder gewenst geacht. In 1952 is er een enquête onder de leden gehouden over de toelating van vrouwen tot het lidmaatschap. De meerderheid van de leden was voor. Maar een speciaal bijeengeroepen vergadering op 7 januari 1953 besliste anders. De daar aanwezige leden vreesden dat “bij toetreding van vrouwelijke leden, afbreuk zou worden gedaan aan de kameraadschap, de gemoedelijkheid, de aangename sfeer en in het algemeen de beslotenheid van onze Vereniging”.
Wat lang niet mogelijk was gebeurde uiteindelijk wel in 2004. Met overgrote meerderheid van stemmen werd toen besloten de vereniging ook open te stellen voor vrouwen. In 2009 werd de eerste vrouw lid van het bestuur, gevolgd door een tweede in 2010, en een derde in 2011.
In 1966 werd het honderdjarig bestaan van De Sphinx gevierd. De burgemeester van Den Haag, Mr. Kolfschoten, sprak toen deze gedenkwaardige woorden: ”Bedenk dat De Sphinx ook een nachtvlinder is! Zo ergens, dan hoort Gij in Den Haag thuis, waar altijd bloemen hebben gebloeid waaruit honing viel te zamelen”. Na een daling van het ledental in de jaren negentig, kan de Vereeniging zich inmiddels weer verheugen over een groeiende belangstelling.
Sjaak Zonneveld, Vereeniging De Sphinx. Een Haagse club Rijk aan historie
De Haagse Sphinx De naam is dubbel ouderwets: Vereeniging De Sphinx, met dubbele e en met ph. Deze vereniging bestaat dan ook al 145 jaar. Sinds de oprichting luidt het devies: gelegenheid bieden aan personen die belangstellen in wetenschap en kunst om elkaar regelmatig te ontmoeten. Al bijna anderhalve eeuw borduurt dit gezelschap voort op het stramien van lezingen, debatavonden en excursies. Gehechtheid aan traditie en discretie, aan zogeheten decorum, staat hoog in het vaandel. Bij het 145-jarig bestaan treedt het bestuur naar buiten met een lustrumboek. In deze gelegenheidsuitgave behandelt vicevoorzitter dr. Sjaak Zonneveld ‘enkele markante punten uit de geschiedenis’ van de gezellig deftige herenclub, die pas in 2004 leden van het andere geslacht wenste toe te laten. Deze kroniek is een troef in het publiciteitsoffensief van de taaie vereniging, die in 1866 is ontstaan in het verdwenen Hotel Groot Keizershof aan het Buitenhof. Een kleine vriendenkring die daar geregeld bijeenkwam, richtte op voorstel van Donald Jacob baron Mackay De Sphinx op. Ten tijde van de oprichting kende Den Haag een levendig literair klimaat dank zij het letterkundig genootschap Oefening Kweekt Kennis en het weekblad de Nederlandsche Spectator. De Sphinx viel in vruchtbare aarde. Dit initiatief was gericht op wetenschap en kunst, zodat naast politici, ambtenaren, militairen en geleerden ook kunstenaars en schrijvers lid werden, onder wie grootheden als Jan ten Brink, Carel Vosmaer en Johan Gram.
Het ideaal van de liberale baron Mackay was een sociaal gemengde club van vooraanstaande leden uit verschillende disciplines. Wie ertoe deed in ’t Haegje, werd gevraagd. De bewering echter, dat dit streven naar heterogeniteit ‘voor die tijd een buitengewoon unieke en sociaal vooruitstrevende gedachte’ was, doet de oprichter te veel eer aan. Wie zoals baron Mackay in een door standsverschil geobsedeerde samenleving de tekenen des tijds goed verstond, kon ‘de wording van modern Den Haag’ moeilijk ontgaan. Zo ontstond de ‘Hoogere Burgerschool’ drie jaar eerder dan De Sphinx.
In de eerste jaren werden al snel meer dan honderd heren lid, van wie ongeveer een kwart edellieden. Dit uitgelezen gezelschap verleidt onze kroniekschrijver tot de opvallende uitspraak dat ‘eind negentiende eeuw De Sphinx, met al de vele politieke talenten, met gemak het bestuur van Nederland had kunnen overnemen.’ In elk geval vond Mackay bij het 25-jarig bestaan de heterogeniteit goed geslaagd, toen hij de rooms-katholieke priester Herman Schaepman en de atheïstische liberaal Sam van Houten zo ‘gezellig naast elkaar’ zag. Het gestaag gegroeide ledental zakte van bijna 300 begin vorige eeuw tot het allerminst onaanzienlijke aantal van een kleine 200 bij het eeuwfeest in 1966.
Daarna zette een dramatische daling in, gevolgd door een geleidelijk herstel tot het huidige niveau van ongeveer 90. Het frequent wisselen van locatie behoort sinds 1974 tot het verleden, toen De Sphinx onderdak vond in Sociëteit De Witte aan het Plein, waar de leden acht keer per jaar samenkomen. Wel schrijft het decorum nog altijd voor, dat iemand slechts lid kan worden na te zijn voorgedragen door een bestaand lid. De informatie in dit lustrumboek over de naamgeving van de vereniging is intrigerend.
De oprichter heeft zelf voor de naam De Sphinx gekozen, omdat het voor hem een raadsel was of de club een succes zou worden. Sjaak Zonneveld interpreteert dit gegeven als een verwijzing naar de sfinx van Thebe, een mythisch monster in de gedaante van een gevleugelde leeuw met het hoofd en de boezem van een vrouw, dat aan passanten een raadsel opgaf en eenieder verslond die de oplossing niet wist. Daarentegen hanteert de vereniging al bijna een eeuw als logo de Egyptische sfinx, een stenen leeuw met een mensenhoofd, symbool voor zonnegod en farao, voor moed en kracht. Voor een herenclub zou een vrouwelijke sfinx ongepast zijn. Kennelijk is de tijd rijp voor de visie van onze kroniekschrijver, nu als uitvloeisel van de vrouwenemancipatie dames welkom zijn en op vrouwelijkheid geen taboe meer rust. Wat niet wegneemt, dat het lustrumboek op de voorkant en de eerste fotopagina een afbeelding van de Griekse sfinx vertoont en de website van de vereniging alleen de Egyptische, een nogal sfinxachtige toestand.
Ook sporen boek en website niet over de oprichtingsdatum. Op basis van het dagboek van de Deense schrijver Hans Christian Andersen, die in 1866 Den Haag bezocht, toont Zonneveld overtuigend aan dat de juiste datum 7 maart is. Dank zij onderzoek in het particuliere archief van De Sphinx, dat zich bevindt in het Haags Gemeentearchief, biedt de auteur van dit fraai uitgegeven lustrumboek grotendeels nieuwe informatie over een weinig bekend Haags fenomeen.
De bijlagen bevatten interviews met drie doorgewinterde leden, enige gedachten van de voorzitter - warempel ook secretaris van ons Die Haghe -, een levensbeschrijving van de oprichter en een lijst met lezingen van de afgelopen drie jaren. Baron Mackay was een bijzonder getalenteerde man. Na zijn rechtenstudie in Leiden, waar hij in 1861 promoveerde op een dissertatie over het bestuur van Daendels in Nederlands-Indië, vervulde hij ambtelijke functies alvorens in 1871 Tweede Kamerlid te worden. In 1877 emigreerde hij naar het Verenigd Koninkrijk, waar hij, inmiddels lord Reay, hoge functies heeft bekleed. Onder meer was hij lid van het Hogerhuis, vijf jaar gouverneur van Bombay en in 1907 gevolmachtigde in de Britse delegatie bij de Tweede Haagse Vredesconferentie.
Deze uitzonderlijke persoonlijkheid verdient een aparte studie. Misschien een idee voor het 150-jarig bestaan van De Sphinx. De auteur van dit lustrumboek heeft ook twee monografieën over Engelse letterkundigen op zijn naam staan. Mackay zou een waardige derde zijn. Sjaak Zonneveld, Vereeniging De Sphinx. Een Haagse club Rijk aan historie, Uitgeverij De Nieuwe Haagsche, Den Haag 2011, 102 pp., geïllustreerd, ISBN 978-94-91168-00-0, prijs 19,95 euro.
C.M. Nigten
Uit het Ledenbericht November 2011 nummer 6 van Die Haghe